Facebook Twitter LinkedIn
 

Jan Mercx 60 jaar lid HCO

Alg  |  10-9-2016

De voorzitter interviewt Jan Mercx ter gelegenheid van zijn 60-jarig lidmaatschap van HCO op 1 september 2016

Jan, je bent 60 jaar lid van de vereniging en je bent erelid. Wat is je eerste herinnering aan het hockey?

Ik was eerst lid bij een jeugdafdeling van de voetbal, waar ze een jeugdplan hadden. Dit heb ik twee jaar gedaan, maar mijn moeder was hier niet zo blij mee, want telkens gingen mijn nagels van mijn grote teen. Toen ben ik door een paar vriendjes gaan hockeyen. Eerst leek het mij niks, maar uiteindelijk ben ik het toch maar gaan proberen. Meteen was ik er helemaal idolaat van.


Als je lid werd van de hockeyclub in Oirschot, was je niet alleen lid, maar moest je ook taken vervullen, zoals gras maaien, netten ophangen en zelfs molshopen wegschoppen. Ellie van Leuven heeft ooit tegen mij gezegd dat ze wel lid wilde worden van de hockeyclub, maar niet om gordijnen te wassen.

Dit begon voor mij in 1956. De contributie was 18 gulden per jaar voor de junioren en de senioren betaalden 36 euro per jaar. Je werd meteen opgesteld, of je nou wel of geen ervaring had. Rond die tijd waren er zo’n 50 leden; twee dames- en twee herenteams. Jeugdteams kwamen pas veel later.

Wedstrijden waren op zondag en naar alle wedstrijden werd gefietst. Zo kwam het wel eens voor dat we naar Oss fietsten voor een wedstrijd en we na de wedstrijd naar Schijndel fietsten omdat de dames daar een wedstrijd hadden. Daarna moesten we weer terug fietsen naar Oirschot. Dit veranderde later bij de jeugdteams, want fietsen naar bijvoorbeeld Eindhoven vonden zij al te ver.

Hoe zagen de hockeyclubs en hockeyvelden er toen uit?

In Schijndel liep er een pad schuin over het hockeyveld, waardoor er over het hockeyveld heen gelopen werd en in Oirschot liep het veld zo af naar één kant, dat je van de ene kant van het veld naar de andere kant keek, je alleen de lat van de goal zag. Rondom het veld stonden er maisvelden, waardoor de enige bal die we hadden, soms gezocht moest worden tussen de mais, terwijl de tijd doorliep. Met gevolg als we voor stonden, sloegen we de bal in de maisvelden.

Het clubhuis was meer een keet. Het water wat gebruikt werd was kanaalwater, wat zelf geschept moest worden en in een ton gedaan werd. Als je je wilde opfrissen, had je geluk als je bij het eerste kraantje stond: bij het laatste kraantje kwam er bijna geen water meer.

We hadden twee of drie hockeyballen die wit geverfd werden en vervolgens aan een touw te drogen gehangen werden boven een kachel. De ballen waren gemaakt van kurk.


Hoe zagen de sticks er toen uit?

De sticks waren langer en liepen na de krul verder door, waardoor de back-hand nogal een gedoe was.

Wat was er toen anders aan de regels?

Als de bal uit was, moest je de bal met de hand inrollen. Ook werd afhouden na een tijdje anders geïnterpreteerd. Strafcorners mocht je een periode nog boven de "plank” spelen, maar dat mocht niet meer toen er gewonden vielen.

Heb je veel verwondingen meegemaakt?

In Oirschot niet, maar bij uitwedstrijden wel. Een van de keren was bij een strafcorner. Kees van Assouw stond in de goal. Bij inslaan werd er al hoog gespeeld, maar tijdens de strafcorner ging de bal via zijn hand tegen zijn gezicht aan, maar hij had geen masker aan, waardoor hij een grote verwonding aan zijn gezicht had. Het veld was tegenover een ziekenhuis, maar toen Kees van Assouw terug kwam had hij een doek tegen zijn mond aan en liep het bloed nog uit zijn mond.

Ook is er ooit een stick tegen het been van René van Breemaat aangeslagen, bij het uitlopen van een strafcorner, waarna wij een krak hoorden. We dachten eerst dat het van de stick kwam, maar het bleek het been te zijn. Als hij nu zijn been op tafel legt, zie je dat zijn onderbeen schuin naar boven staat.

Hebben er altijd meisjes en dames gehockeyd?

Ja, meisjes van dertien en veertien jaar speelden mee in Dames 2, omdat er geen jeugdteams waren. De pastoor had er alleen problemen mee dat de hockeyclub een gemengde hockeyclub was (Oirschot was RK mixed hockeyclub). Er waren geen aparte kleedkamers voor jongens en meiden. ’s Zondags werd dit verkondigt vanaf de preekstoel. Toen kregen we een geestelijke adviseur, die de boel `in de gaten` moest houden.

De dames speelden toen goed; eerste klasse.

Wanneer zijn jullie van locatie verhuisd?

We kregen van de hockeybond een melding dat het zo niet kon, met dat houten keetje. Zo moest er met emmers naar het kanaal gelopen worden om water te halen, om te mengen met kalk voor de lijnen op het veld. De lijnen stonden scheef doordat ze zelf getrokken moesten worden en cirkels konden groter of minder groot worden. Als het ’s avonds regende nadat de lijnen gelegd waren, waren de lijnen de volgende ochtend weggespoeld.

De nieuwe locatie was de locatie waar we nu nog steeds zitten: naast de A58. Hier kwamen we begin jaren ´70.


We werden gestoord door de voetballers, maar toen er later kunstvelden kwamen veranderde dit: het goede contact is vanaf dat moment altijd gebleven. De voetballers wilden in de winter voetballen op het veld, waardoor er ook voor hen regels kwamen, om gebruik te maken van ons kunstgrasveld. Of ze slidings wilde doen, moesten ze zelf weten.

Wanneer trainden jullie?

We trainden op zaterdagen. Trainingen door de week, gingen niet altijd even goed, omdat er geen verlichting was. Toen de jeugd erbij kwam, kwamen er echte trainers.

Is er ooit een gravelveld geweest in Oirschot?

Nee, we hebben nooit een gravelveld gehad in Oirschot.

Hoe waren de verhoudingen op het veld: hoe gedroeg iedereen zich tegenover elkaar en de scheidsrechters?

Ik hoor nog steeds Henk Louwers tegen de scheidsrechter zeggen: "Dat scheidsrechters-embleempje? Dat kun je zo bij de V&D halen, zeker !!!!”. Ook was het altijd een flinke strijd als we tegen Best moesten hockeyen. We waren dan ook altijd erg blij als we weer in Oirschot terug waren, weer op bekend terrein. Ook werd er in Oirschot wel eens gefloten met een "groene bril”. Zo heb ik een keer moeten fluiten bij een damesteam, waarbij ik net voor tijd affloot; vlak voordat de bal over de lijn van de goal van Oirschot ging. Daar maakte ik alleen geen vrienden mee.


Wanneer begon de hockeyclub te lijken op wat er nu staat?

Toen er twee kunstgrasvelden kwamen, hebben de leden van het eerste elftal gezegd dat zij het paviljoen zouden bekostigen. Zo deed iedereen wat geld (een willekeurig bedrag) in een envelop en dit ging naar het bestuur toe. In deze envelop zat er uiteindelijk 14.000 gulden, van 17 leden. Toen kwam het paviljoen er. Met Rinus van der Meijden ben ik naar Lienden in de Betuwe gegaan, waar we bakstenen kochten. In Oirschot kregen we van een aannemer betonbalken voor de fundering. We moesten zelf zorgen voor vervoer. Theo Vullings kon een vrachtwagen regelen en zo vervoerden we alles. Alle leden werkten mee. Het kwam voor dat één persoon in de regen bakstenen stond uit te laden, dan werden er leden opgeroepen om te helpen.

Er werd een sleuf gemaakt voor de waterleiding, maar die moesten we dichtgooien van de voorzitter. Toch kregen we twee weken later toestemming om elektriciteitsleidingen en waterleidingen en moest de sleuf weer open. Verspilde energie!!

Er was geen riolering, dus hadden we een septic tank gemaakt, die af en toe geleegd moest worden.

Staat er nog steeds iets van het oude paviljoen?

Ja, het voorste stuk, bij de ramen, de bar en het keukentje, waar eerst de toiletten zaten.

Heeft de gemeente iets meebetaald aan het paviljoen?

Nee, helemaal niets.

Wanneer is het paviljoen gebouwd?

Begin jaren ’70.

Wanneer is het verbouwd tot de huidige staat?

Een deel van het paviljoen werd weggehaald, waar we moeite mee hadden. De westelijke uitbreiding werd op een zondag gerealiseerd met een prachtige eiken balk van Jan Slingerland. ´s Avonds lag hij op zijn plaats, de dames zorgden voor erwtensoep en worstenbrood. Een ludieke actie van de dames, zij schreven met een lippenstift hun namen op de balk.

De hockeyclub stond bekend als een arme club. Mijn vrouw typte een hockeyblaadje, wat elke maandag uitkwam, waar we nog complimenten over kregen van de voetbalclub. Verslagen voor in het krantje werden geschreven op bierviltjes, die moeilijk te ontcijferen waren.

Alle krantjes werden door ons zelf gestencild en door leden van de club bezorgd, waaronder wij zelf. Daarnaast maakte ik onder andere de aanvangstijden en de scheidsrechtersschema’s.

De dames Luce en Jeanne Bullens hebben veel gedaan voor onze hockeyclub, vandaar dat de naam van het krantje gekozen is door hun te eren: Bullens en prullaria: Bullaria.

Hoe zat het met de hockeyvelden?

We hadden een grasveld waarop getraind werd, en heel af en toe competitie. Van Oranje Zwart kregen we complimenten over de kwaliteit van dit veld!. Dit veld lag aan de overzijde bij de voetbalvelden tegenover de andere hockeyvelden.

De keet van de WSD werd gebruikt als clubhuis, aan de ene kant voor de voetballers en aan de andere kant voor de hockeyclub. Later kreeg de voetbalclub een eigen paviljoen, waar hockeyers aan mee hebben gebouwd, met name aan de staantribune.

Later is het nog een keer verbouwd, waar de gemeente wel voor betaald heeft. Wat was daar de reden van en wat heeft de gemeente betaald?

Geen idee. De gemeente heeft de kleedkamers, maar het paviljoen moesten we zelf verbouwen.

Wanneer ben je erelid geworden en hoe is dat gegaan?

Toen ik erelid werd was Wilfred van Hout voorzitter. Ik werd in plaats van lid van verdienste erelid, omdat ik 42 jaar wedstrijdsecretaris ben geweest. Van de KNHB kreeg ik bij mijn afscheid de bondsspeld uitgereikt Ik heb als wedstrijdsecretaris wel eens meegemaakt dat ik van een wedstrijd geen wedstrijdformulier had, omdat iemand die in haar zak had laten zitten. Toen ben ik naar Den Boogaard in Moergestel gefietst om het te gaan halen, anders kostte het de club aan boete10 gulden.

De mooiste periodes waren wanneer we toernooien hadden: naar Engeland, Ramsgate, naar een internationaal hockey festival. Toen we daarnaartoe gingen hebben we een keer een noodlanding moeten maken in Rotterdam, omdat een motor van het vliegtuig kapot was.

Wat is jouw belangrijkste ervaring bij de hockeyclub?

Het doet me deugd dat je dat vraagt. Ik heb veel vrienden gemaakt, nationaal en internationaal. Zo kom ik vaak nog mensen tegen. Ik ben gehandicapt en heb een brace, maar die doe ik elke dag zonder problemen aan, omdat dan denk aan de schat van herinneringen en ervaringen tijdens mijn hockeyperiode. Ook zijn we in ’73 bij Engelse vrienden gaan kijken, toen zij in de oliecrisis zaten. We zaten zonder verwarming in Engeland.

Nog steeds heb ik erg warme ontmoetingen nationaal en internationaal met hockeymensen.

Ook organiseerden wij bij de hockeyclub een internationaal Europees toernooi: het Donkey festival. Er kwamen 500 mensen, uit 25 verschillende landen, met twee velden beschikbaar. Er kwamen Engelsen, Duitsers, Fransen, Oostenrijkers (wie eerst met ijshockeysticks kwamen) en nog veel meer. Door de verschillende talen werd er bijvoorbeeld ‘drie sherry’ ingeschonken, omdat er ‘drei sherry’ verstonden werd in plaats van ‘dry sherry’.

Als ik boven in mijn archief duik, komen alle herinneringen weer. Zo hebben we ook jeugduitspraken gehad in ons hockeykrantje toen de jeugd kwam, begin jaren ’60. Zo werd ‘coach’ op veel manieren geschreven, zo als ‘kootsh’, of coats of kootsch !

En tot slot, wat zou jij de jeugd mee willen geven?

Het klinkt raar, maar geniet van de sportiviteit en de sociale kracht die van de teamsport uitgaat. Zo heb ik een tijd getennist, maar dat accordeerde niet, omdat dat geen teamsport was. Van teamsport krijg je sociale vaardigheden. Zo luister je naar meningen van anderen. Je hoeft er niet eens mee eens te zijn, maar je wordt er wel socialer van.

Oirschot, 8 september 2016

Juulke Prinsen



BewarenBewaren
Nieuwsafbeelding